Zomer 2017/1: Luchtruim

Mickey bleef bellen. Twee keer op zondag en de derde keer op een zaterdag. Op de zondagen had ze niet opgenomen. Mickey belde als hij op de praatstoel zat, net wanneer Nora op de wc zat of op haar fiets. Toen hij op zaterdag belde had ze met de krant op bed gelegen en gevoeld dat ze ook op de praatstoel zat. Het gesprek had een uur geduurd. Nora had tien minuten spreektijd gekregen, de rest had Mickey genomen. Daar was de verhouding blijven steken, ergens tussen wanhopen wanneer hij niet belde en niet opnemen als hij dat wel deed.

Mickey was het voorgerecht van het voorjaar geweest. Ze had bedacht dat er ruimte over was voor een hoofdmaaltijd, de zomer was zojuist begonnen. De vele feesten in het verschiet, verzachtten het verdriet een beetje.

Jasmijn had Mickey niet ontmoet. Mickey was geen materiaal om mee naar huis te nemen. Zelf versleet Jasmijn vriendinnen die ze allemaal thuisbracht. Maandenlang had er een meisje met elastiekjes om de beugel op het kleed gelegen. De vriendschap was begonnen met BFF-profielfoto’s en geëindigd met screenshots van appjes die in het geniep gedeeld werden met derden. Het meisje was verdwenen.

Daarna stapte Nora in de huiskamer over een meisje met scheuren in de broek en een bordeaux rood bomberjack heen. Deze vriendin werd verliefd op een dief. De dief lokte haar naar een brug in het park. Aan de andere kant van het park ontvreemdde zijn handlanger haar fiets. En de fiets van Jasmijn die eraan vast had gezeten. De vader van het meisje, een onverschrokken marinier, vond de fietsen op Marktplaats en eisten ze terug. De marinier was een veeleisende man, vooral in de opvoeding.  ‘Ze mag niets van haar vader,’ had Jasmijn gezegd. ‘Alleen als ik kom mag ze naar buiten. En dan heeft ze met jongens van Instagram afgesproken. Daarom moet ik komen.’ Ook deze vriendschap hield Jasmijn voor gezien.

Op de tweede zomeravond van het jaar stond Nora op haar balkon en belde haar dochter. ‘Je bent te laat,’ zei ze.

Aan de overkant bij de buren schreeuwden meeuwen op het dak. Het was lawaaiig in het luchtruim. Behalve vechtende vogels en laag overvliegende vliegtuigen, waren er donderslagen uit de hemel gevallen, gevolgd door bakken met regen. De venijnige hitte die de stad ophitste spoelde weg. Dampende warmte kwam er voor in de plaats en wakkerde broeierige woede aan.

‘Er hangt een rare sfeer in de stad,’ zei Nora bezorgd. ‘En jij hangt daartussen.’

‘Ik kom om half negen,’ zei Jasmijn. ‘Dan moet Pearl ook thuis zijn.’ Pearl was de nieuwe vriendin met wie Jasmijn onbeperkt rondhing. De thuiskomtijden hadden de meiden aan de wilgen in het Westerpark gehangen.

‘Het is al half negen,’ zei Nora. ‘Ik ken deze tactiek. Om negen uur zeg je dat het half tien wordt. En dan stelen ze je telefoon en je fiets.’

Beneden in de straat werden schoten gelost. Er klonk geschreeuw. Een scooter scheurde weg.

‘Mam!’ riep Jasmijn opgewonden. ‘Wat was dat?’

 

(Elke woensdagmiddag een nieuw avontuur, rond de klok van twaalf uur.)