Winter 2016/4: Gelderse Vallei

Leendert had de auto voorgereden. Haar moeder schuifelde ingeklemd tussen Mels en Nora het ziekenhuis uit. Ze droeg een badjas met poezenkopjes. Oorspronkelijk was de badjas bedoeld voor haar kleindochter. Ondertussen paste ze zelf in het kindermaatje en kwam die goed van pas. Jasmijn droeg haar oma´s jas die niet over de badjas heen paste en haar toiletzak.

Per ambulance was haar moeder overgebracht naar de Gelderse Vallei, het ziekenhuis in haar woonplaats Ede. Na de lancering van de Food Valley in buurgemeente Wageningen had Ede de Gelderse Vallei toegekend gekregen. Met een vallei hoorde je erbij.

Na een week werd er op de verpleegafdeling vastgesteld dat haar moeders nieuwe kleppen klepperden als castagnetten, keurig binnen de maat zonder ritmestoornissen. Toen het gevaar van trombose geweken was en er geen vocht achterbleef in haar hart, mocht ze naar huis.

Ze stapten in de zwarte Mazda van Leendert. Haar moeder zat op de achterbank tussen Nora en Jasmijn in. Mels had in het verleden vaak op die plek gezeten op weg naar de psychiatrie. Nora en haar moeder hielden haar dan in de houdgreep. Anders ontsnapte ze bij de stoplichten. Vanwege haar omvang zat ze tegenwoordig voorin. Jasmijn leunde met haar knieën tegen Mels´ rugleuning. Er was verder geen plek voor haar benen. Tussen de voorrijderstoelen door keek haar moeder waakzaam naar de weg. Niet dat ze wilde ontsnappen. Ze was juist opgelucht het ziekenhuis te mogen ontvluchten.

Leendert keek voorovergebogen door de voorruit. Met zijn mouw veegde hij wat condens weg. Door de regen waren de ramen beslagen.

‘Niet met je mouw, Leendert,’ snauwde haar moeder. ‘Weer een trui naar de knoppen.’

Leendert draaide zijn hoofd om en bestudeerde zijn vrouw. In het bevel had de felheid van vroeger doorgeklonken. De felheid van vóór de operatie.

‘Let nou op de weg,’ zei Mels. ‘Of moet ík rijden?’ Ze zoog op de knokkel van haar wijsvinger. Sinds ze niet meer rookte, zoog ze op haar knokkels. Haar wijsvinger was veruit favoriet. Op de vingertop zat nog steeds vergeeld eelt van de shag.

‘Jij slikt Haldol,’ zei Nora. ‘Dat beïnvloedt de rijvaardigheid.’

Leendert was gestopt voor de slagboom. Hij doorzocht zijn zakken op zoek naar de parkeerkaart. Nog niet eerder was hij hier met de auto geweest. De Gelderse Vallei was gebouwd in de Rietkampen, de woonwijk van haar ouders. Op de fiets was hij naar het bezoekuur gekomen.

‘Wanneer haal jij je rijbewijs een keer, Nora?’ vroeg Mels.

‘Vroeger had je nog wel eens een vriend met een rijbewijs,’ zei Leendert. Hij trok het dashboardkastje open en keek onder de autopapieren.

‘Die alfaman met die Alfa Romeo,’ herinnerde Mels zich.

Leendert klapte het dashboardkastje dicht en doorzocht zijn zakken nog een keer. ‘Hoe heette hij ook alweer?’

‘Nigel,’ zei Jasmijn. ‘Hij heette Nigel.’

‘Leendert, ik wil naar huis,’ zei haar moeder. Ze staarde naar de slagboom. ‘Waar is die kaart?’

‘Die heb ik bij de receptie laten liggen,’ zei Leendert. Hij zette de Mazda in zijn achteruit, keek achterom en gaf gas.

Met een schok kwamen ze tot stilstand en klapten tegen hun veiligheidsgordels aan. De Mazda was op de auto achter hen gereden.

Nora greep haar moeder bij de schouders. Ze mocht niet breken. Haar borstbeenderen waren nog maar net aan elkaar gezet.

Haar moeder haalde adem alsof ze drie minuten onder water in een ijswak had gezeten. ‘Godverdomme!’ schreeuwde ze toen haar longen zich gevuld hadden met lucht.

Er tikte iemand op de ruit.

‘Stap dan uit, man!’ riep Mels. Ze opende het dashboardkastje en overhandigde Leendert de autopapieren.

Nora aaide over haar moeders rug. Onder de badjas voelde ze de ruggenwervel door de dunne huid heen prikken.

Leendert klikte zijn gordel los en stapte uit.

, die was mooi roak,’ knauwde een man op zijn Veluws.

‘Ik zag u nie,’ knauwde Leendert terug. Ondanks alle valleys werd de Veluwe nog steeds bevolkt door boeren. Gereformeerde boeren die woorden inslikten. In haar jonge jaren had Nora in de wasserij van Wageningen gewerkt. Er werden handdoekrollen uit ziekenhuizen gewassen. De linten werden vanaf de mangel opgerold en naar achter gegooid waar Nora ze op moest vangen. Wanneer ze een rol liet vallen, moest die opnieuw gewassen worden. ‘Kijk toch uit, man, stomme hoewa!’ klonk er dan welgemeend.

Mels trok de deur dicht en zette de radio aan. Zuigend op haar knokkel zocht ze met haar andere hand naar een nummer op een CD.

‘Walk The Line van Johnny Cash!’ Bij het horen van de eerste akkoorden veerde haar moeder op. ‘I keep a close watch on this heart of mine,’ zong ze luidkeels. Het harde vloeken had haar stembanden gesmeerd.

‘I keep my eyes wide open all the time,’ viel Mels in. Ze zong vals maar ze zong. Voor het eerst in weken zag Nora haar zus ontspannen. Mels had haar moeder terug. Als een bipolaire buda zetelde ze blij op de bijrijderstoel, de Mazda vullend met haar omvang en vals gezang.

Jasmijn drukte haar oren dicht.

Buiten klonk de regen en het gekeuvel van de mannen.

Het portier werd geopend. Leendert stapte in, draaide de muziek zachter en startte de motor. ‘Ze gebruiken hier geen parkeerpas,’ zei hij. Voor de slagbloom stopte hij en opende het raam. ‘Ik kan direct betalen met mijn betaalpas.’

‘Jezus,’ zei haar moeder, ‘wat een onbenul.’ Ze liet zich achteroverzakken en zuchtte.

De geslaagde operatie had geen nieuw leven in het huwelijk van haar ouders geblazen. Bijna was haar moeder er niet meer geweest. Nora had gehoopt op een nieuwe dimensie. Op een moeder die zin had om samen oud te worden met haar vader.

De slagboom ging open. Ze reden naar huis.

Volgens haar moeder remde Leendert te hard, reed hij op de verkeerde rijstrook en trok hij te snel op.

Leendert leek te glunderen. ‘Mijn vrouw is gezond want ze snauwt weer als vanouds,’ zei hij verrukt.

Voor de derde keer trilde Nora´s telefoon in haar tas. Nora telefoneerde niet in gezelschap. Zeker niet in het gezelschap van haar moeder die behalve digibetisme behept was met een allergie voor mobiele telefonie.

Ze keek toch maar even wie haar zo graag wilde spreken. Het was Julia, de tweede vrouw van Jasmijns vader Jesús. Vreemd dat Jesús zelf niet belde, dacht ze. Hij zou toch niet…

Ze stopte de telefoon terug in haar tas.