Winter 2016/3: Sint Antonius

Als een gekapseisd duifje lag haar moeder in het grote ziekenhuisbed. Haar grijze krullen waren vet en geplet door al het liggen. Met haar knokige klauwtjes omklemde ze het laken. Om het litteken te verstoppen trok ze het op tot onder haar kin.

Nora en Jasmijn zaten aan weerszijden op het bed.

‘De operatie is goed gegaan,’ zei een verpleegster die Fenny heette. Ze bewaakte de hartpatiënten ook tijdens het bezoekuur.

‘Mijn moeder moet er anders van huilen,’ zei Nora, ‘van de operatie.’

‘Dat is normaal in de dagen erna.’ Fenny legde een hand op haar moeders schouder. Een paar seconden maakte ze heel nadrukkelijk oogcontact. ‘Gewoon laten gaan, mevrouw Bosker,’ zei ze luid en duidelijk. Haar adviezen waren niet voor dovemansoren bedoeld.

Fenny trok het gordijn dicht tussen haar moeders bed en dat van de buurman. Er mochten maximaal twee bezoekers tegelijk bij een patiënt. Bij de buurman zaten er zes. Het was een Turk met veel kinderen. Twee tegelijk was niet haalbaar. Het gordijn diende om te gedogen. Regels waren er om een gordijn tussen te hangen.

‘Laat de snee eens zien,’ spoorde Nora haar moeder aan. ‘We zijn wel wat gewend.’ Met een vinger streek ze een traan weg op haar moeders ingevallen wang. De huid was gerimpeld en voelde zacht aan.

Haar moeder liet het laken zakken. De borstkas was open gezaagd en weer dichtgeklapt als een kast. Onder haar keel staken de bovenste beentjes uit. Ze priemden door haar huid die alle schakeringen van de kleur beurs had aangenomen.

Jasmijn boog zich geboeid over haar oma. ‘Het hechtingsgaren is helemaal bruin,’ zei ze. ‘Bruin van het geronnen bloed.’

‘Ja, zo is het wel goed,’ zei haar moeder. Ze trok het laken omhoog. Geluidloos ving ze weer aan met huilen. Ze huilde vooral met het gezicht. Niet alleen was ze geslonken in gewicht ook haar tranen waren opgedroogd. Er was niet veel van haar over.

Nora stond op en kuste haar vettige kruin.

‘Je zus is ziek, vergeet dat niet,’ fluisterde ze toen haar neus die van Nora raakte. Even vergat ze te huilen. ‘Je belt Mels toch wel elke dag?’

‘Mogen Leendert en ik nu?’ Mels stond aan het voeteneind. Ze roffelde met haar vingers op de bedrand en waggelde als een stilstaande pinguïn. De verhoogde dosis Haldol bezwoer haar dwanggedachten maar bevorderde zenuwtrekjes. ‘En wat vind je er nu van?’ vroeg ze aan Jasmijn die opgestaan was. ‘Je oma met nieuwe hartkleppen?’

Mels maakte zich druk. Ze had zich opgeworpen als hoeder van hun moeder. In de groeps-app die ze de ‘klep-app’ had genoemd, structureerde ze het bezoek. Ze instrueerde Nora hoe de operatie uitgelegd moest worden aan Jasmijn en vroeg acht keer achterelkaar of er nog nieuws was wanneer er geen nieuws was.

Jasmijn bekeek haar oma. Er schoot haar iets te binnen. ‘Je hebt toch geen hartkleppen van een varken, oma?’

‘Nee, van kunststof,’ antwoordde ze. ‘Hoezo?’

‘Mijn moeder vindt varkens vies. En ze hebben niet eens een donorcodicil,’ zei Jasmijn.

Haar moeder trok het laken over haar hoofd.

‘Goed,’ zei Mels, ‘heel grappig.’ Ze keek om zich heen. Op zoek naar een stoel. Schichtig keek ze naar de buurman. Naast zijn bed stond een stoel die vrij was.

Jasmijn griste een biscuittje van het nachtkastje.

Mels keek verward. ‘Ja, ga dan,’ riep ze geïrriteerd. ‘Ga Leendert dan halen!’

In de recreatieruimte wierp Jasmijn zich op de koffieautomaat. Ze haalde een chocomel en een zwarte koffie voor haar opa uit het apparaat. De cardiologie afdeling van het Sint Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein had een recreatieruimte voor bezoekers. Niet voor de patiënten. Die moesten vooral in bed blijven liggen. Een beetje revalideren was toegestaan. Maar recreëren en openhartoperaties gingen niet hand in hand.

De familieleden van de Turkse buurman hadden alle stoelen in gebruik genomen. Nora nam plaats op een tafel naast een rotsblok. Aan de binnenkant zat amethist gesteente. Het was een gebaar van een paragnost die de patiënten en bezoekers een zuivere bloedsomloop toewenste. Een groots gebaar dat veel ruimte in beslag nam. De leesportefeuille paste er niet meer naast. Op de tafels met meegebrachte etenswaren lagen vervuilde tijdschriften.

Leendert staarde gebiologeerd naar de monitoren met hartritmes. Niet alleen zorgde de amethist voor een optimale gezondheid van de hartpatiënten, ook de bezoekers droegen zo hun steentje bij aan de hartbewaking.

‘Opa, jij bent aan de beurt.’ Jasmijn overhandigde hem zijn koffie.

Leendert nam een slok. Blazend in het bekertje beende hij weg.

Op de monitor zag Nora dat het hart van haar moeder niet sneller ging kloppen toen haar echtgenoot binnenliep.

Omdat ze nergens konden zitten, wandelden ze over de gang en bekeken de foto´s van een chirurg die op wereldreis was geweest. Ze namen de lift en stapten uit op de Afdeling Longziekten voor een sanitaire stop. Toen ze terugkeerden, ijsbeerde Mels voor de liftdeuren.

‘Wat waren jullie nou,’ vroeg ze. ‘We gaan zo weg.’

In de ziekenzaal zat Leendert met rechte rug op zijn stoel naast het bed. Hij droeg zijn beste jasje en glimlachte lichtjes. In zijn hand bungelde het plastic tasje met vuil wasgoed. Hij probeerde er voor zijn vrouw te zijn zonder er te zijn. Na vijftig jaar huwelijk was haar ontzien de enige manier om haar nog te plezieren. En plezieren deed hij haar graag tijdens haar ziekbed.

Mels stond aan het voeteneind en roffelde met haar vingers op de bedrand.

Nora keek naar het haar op de achterkant van haar hoofd. Nu haar moeder ziek was, millimeterde ze het zelf. Hier en daar scheen haar schedel door de stukjes waar ze te rigoureus met de tondeuse overheen geraasd was.

‘Morgen kom ik weer,’ zei Mels hard en ze keek naar het bezoek van de buurman. ‘En dan hoop ik dat het hier rustiger is.’ Ze maakte zich breed en balde haar handen tot vuisten. Er miste alleen nog een oortje, een portofoon en een embleem met ‘Mels Bosker Hartbewaking’ op haar borst. De hoeder van de moeder vocht niet tegen haar wanen maar voor haar moeders herstel.

De moeder trok het laken weer over haar hoofd.