Najaar 2016/1: In Ede

‘Wat heb jij nou aan?’ vroeg haar moeder op station Ede-Wageningen. Ze keek naar Nora’s jurk.

Nora had vier uur geslapen in de jurk die ze nu nog steeds droeg. In de trein had ze haar make-up bijgewerkt. Haar mascara zat er al vierentwintig uur op. Mascara uit het middensegment van de Etos, niks mis mee.

Nora had het koud gehad in de trein en de zaterdagkrant over zich uitgespreid als een dekentje. Sinds kort werd de zaterdagkrant bij haar bezorgd. ‘Lekker in het weekend met een kopje koffie erbij,’ had de telemarketeer gezegd om het abonnement aan te smeren. ‘Ja, doe maar een krant,’ had Nora toegehapt. ‘Een krant om mee op te staan en in bed te blijven liggen, want ik heb geen man.’

‘Je bent jarig,’ zei ze tegen haar moeder. ‘Daarom draag ik een jurk. Het is toch feest?’

‘Heb je wandelschoenen bij je?’ vroeg haar moeder.

Nora opende haar handtas. Haar moeder keek erin. Achter de verfrommelde krant zat een tandenborstel en een cadeau. Geen schoenen.

‘Wij wandelen elke zondag met Mels,’ zei haar moeder.

Nora gaf haar moeder het cadeau, een boek over het leven van Rick Wouters, een kunstschilder die kanker kreeg in zijn kaken en dood was gegaan.

‘Dat doen we thuis wel,’ zei haar moeder. Ze gaf het boek terug. ‘We vieren het bij je zus.’ Ze wees naar de parkeerplaats voor het station. Op de parkeerplaats meende Nora de zwarte Mazda van Leendert te herkennen.

Jasmijn was om haar middel gaan hangen en drukte haar kin in het kuiltje tussen Nora’s sleutelbeenderen. ‘Hallo mama,’ fluisterde ze.

Nora voelde haar handjes onder haar jas omhoog kruipen. Toen de koude handen de blote huid van haar rug bereikten, gilde ze expres heel hard.

Van de schrik trok Jasmijn haar handen terug.

Ze pakte haar dochter bij de hand en rende naar de Mazda, zich verheugend op de warmte van een gezinsauto.

In Ede was de zondagsrust op zaterdagavond al ingegaan. Er was niemand op straat. Over de uitgestorven Tooroplaan reden ze naar de Churchilldreef.

Ze namen de lift naar de derde verdieping in het nieuwbouwcomplex waar Mels woonde. Vroeger mochten ze niet met de lift. Dat vond Nora’s moeder gevaarlijk. De hartoperatie had haar kortademig gemaakt. Stevig doorstappen veroorzaakte hartkloppingen.

Leendert mocht niet mee met de lift. ‘Het is een goederenlift, Leendert.’ Ze duwde hem uit de lift. ‘Jij bent veel te zwaar.’ Van Leendert ging haar hart in ieder geval niet sneller meer kloppen. En misschien was dat maar goed ook.

‘Hoe vind je mijn nieuwe bank,’ vroeg Mels. De oude bank was bezweken onder haar gewicht. Op de achtergrond klonk Oasis, nog altijd haar favoriete band.

‘Prachtig,’ zei Nora. Jasmijn was op haar schoot gekropen. Haar kind was warmer dan de krant. Naast haar zat Mels, haar zus, een warme zitzak van vlees en bloed.

Nora keek naar de muur, naar de schilderijtjes die Mels geschilderd had op de dagopvang. Er was niet veel bijgekomen. Een schilderij van een lampetkan en een schilderij van een boeket dat half af was maar dat ze toch opgehangen had.

‘Hoe is het met je verkering met Tommie,’ vroeg Leendert.

‘Uit,’ zei Nora.

‘Hier schilderde hij Nel, zijn echtgenote.’ Haar moeder bladerde door het boek over Rick Wouters. ‘Kijk, hier doet ze de was in een tobbe.’

‘Hij leek op Kermit,’ zei Nora. ‘Ik kuste en kuste maar het werd geen prins.’

Leendert zuchtte. ‘Nu moet je weer de hort op.’

‘Mama is naar het Amsterdam Dance Event geweest!’ riep Jasmijn.

‘Met wie?’ vroeg haar moeder.

‘Met mezelf,’ zei Nora.

‘Op je tweeënveertigste?’ zei haar moeder. ‘Vre-se-lijk.’

‘En heeft het iets opgeleverd,’ vroeg Leendert.

‘Ik heb gehugd met de Chinees van de wc’s,’ herinnerde Nora zich hardop. ‘En ik heb een nummer van een tweede Tommie.’

‘Waren de Tommies één plus één gratis,’ vroeg Leendert. Hij stond op en slofte naar de keuken.

‘Til je voeten op,’ riep haar moeder.

‘Hoe vind je mijn bank,’ zei Mels. Ze sprak zacht, alsof ze geen zin had om te praten.

‘Hier is Nel aan het strijken.’ Haar moeder hield het boek omhoog.

‘Wat ijverig,’ zei Nora, ‘die Nel.’

‘Die jurk heb je ook al lang,’ zei haar moeder. Over de rand van haar bril keek ze naar Nora’s jurk. ‘Moet je niet eens wat nieuws.’

‘Geen geld,’ zei Nora. ‘Daarom wissel ik telkens van man. Zodat het niet opvalt.’

‘Maar wel met dezelfde naam,’ zei Jasmijn.

‘Zodat ik de namen niet door elkaar haal,’ zei Nora.

‘Je weet het allemaal weer mooi te vertellen.’ Haar moeder klapte het boek dicht.

Leendert liep de huiskamer in met een pan soep.

Ook bij Mels thuis verzorgde Leendert de catering. Mels kon niet koken net als hun moeder. Ze at diepvries, doperwten of spinazie met Aviko schijfjes en gepaneerd vlees. Wanneer ze uitpakte, bakte ze rundervinken die ze klaarmaakte als medium rare biefstuk. Rauwe rundervinken waren haar specialiteit. ‘Mijn vak, is het diepvriesvak,’ zei ze vroeger alsof ze een Postbus 51-spotje insprak.

‘Wat eten we, pap,’ vroeg ze nu verzwakt.

‘Snert,’ zei Leendert. ‘Dat had je besteld, Mels.’

‘Niet op die onderzetter, Leendert!’ Haar moeder stond op en ging aan tafel zitten.

Leendert liep terug naar de keuken met de pan.

Nora duwde Jasmijn van haar schoot en stond op. In de keuken pakte ze borden en lepels.

In een vettig keukenlaadje zocht Leendert tevergeefs naar de juiste onderzetter.

‘Nee, niet die borden,’ zei haar moeder aan tafel.

‘Ik zie geen andere borden,’ zei Nora.

Ze aten soep uit de verkeerde borden uit een soeppan op de verkeerde onderzetter. Nora’s moeder was niet opgestaan om het te verhelpen.

‘Ik heb dwanggedachten,’ zei Mels met gedempte stem boven een bord dampende soep. ‘Ik denk dat ik toch op mannen val.’

‘Maar je bent nooit verliefd geweest op een man,’ zei Nora.

‘Dat zegt mijn psychiater ook,’ zei Mels. ‘Maar het gaat niet om wat ik denk. Het dwangmatig denken ervan moet stoppen.’

‘Met haldol?’ vroeg Nora.

‘Verhoogde dosis,’ zei Mels. ‘En lorazepam in de ochtend, lithium in de avond. Ik ben net de chemokar.’

Nora lachte om de oude grap van haar zus. ‘Helpt het?’

‘Ik denk het wel,’ zei Mels, ‘want nu denk ik helemaal niets meer.’ Ze blies in haar soep. ‘Wat vind je van mijn nieuwe bank?’