Voorjaar 2017/1: Melk

Het voorjaar werd ingeluid met hooikoorts. Uit haar neus en ogen druppelde vocht. In haar neusgat woekerde koorstuitslag. Als een konijn trok ze met haar neus tegen de inwendige jeuk.

Steeds vroeger in de avond lag Nora op de bank. Ze sliep door de televisie heen. Jasmijn miste haar niet. Jasmijn had een nieuwe iPhone. Met de iPhone bestierde ze haar sociale leven, afgezonderd op haar kamer. Vaak hoorde Nora haar bellen. Ze vroeg wel eens met wie Jasmijn belde. ‘Met mensen,’ antwoordde ze dan.

Rond negen uur schrok Nora wakker van een dichtslaande deur. In de keuken hoorde ze Jasmijn de vuilnisbak opentrekken. ‘Waar zijn de labels van mijn nieuwe trui?’ vroeg ze. Het klonk als een bevel.

Nora kreeg er kippenvel van. Ze herkende de toon. Na het bellen met mensen en toestanden op Instagram sloeg haar stemming soms om in hysterie. Bij voorkeur in de avond. Wanneer Nora de werkdag afsloot en in de sluimerstand stond, kwam het puberbrein van Jasmijn tot leven.

‘Ik wilde een broek,’ riep Jasmijn. ‘Die trui wil ik ruilen.’

De trui hadden ze zondag gekocht. Nora had Jasmijn vergezeld. Het was geen gezellige middag. Jasmijn wilde een broek en die hadden ze gevonden. In de rij voor de kassa wilde ze de broek toch niet. Ze wilde naar andere winkels. In de andere winkels wilde ze opeens een trui. Wat voor trui wist ze niet. Jasmijn was steeds chagrijniger geworden. Nora had doorgezet en de keuzestress van haar dochter genegeerd.

‘Dan sparen we voor een broek,’ zei Nora. Redelijkheid zou de zaak redden. Ze moest niet met verwijten komen. En vooral niet met feiten; een trui zonder labels die naar puberzweet rook, kon niet geruild worden.

‘Help me dan ook,’ riep Jasmijn. Ze stampte de kamer in en trok het dekentje van Nora af. Aan haar handen zat koffieprut.

Nora rolde van de bank en zette de televisie uit. ‘Die trui kun je niet ruilen,’ zei ze rustig. ‘We sparen voor een broek. Maar bedenk eerst wat je wil.’

‘Ik weet wat ik wil.’ Jasmijn balde haar vuisten. ‘Ik wil die trui niet.’

Nora’s commentaar viel niet in goede aarde. Het viel in de koffieprut. In de keuken graaide Jasmijn weer in de vuilnisbak. Hand voor hand gooide ze de inhoud op de grond.

Nora keek naar eierschalen en aardappelschillen op de vloer, naar een in toiletpapier gewikkelde tampon en volgesnoten zakdoekjes. Ze rilde, een koortsgolf rolde door haar lichaam.

‘Hou daar onmiddellijk mee op,’ zei ze.

Jasmijn stopte en keek haar aan. Haar blik was vuil, vuiler nog dan haar handen. ‘Zal ik mijn handen aan jou afvegen?’ vroeg ze. ‘Dan heb jij ook een trui die je niet meer wil.’ Ze liep op Nora af.

Nora had zin om haar dochter te duwen en hard tegen haar te schreeuwen. Het zou olie op het vuur zijn. In plaats daarvan omklemde ze een pak melk op het aanrecht. Het dopje was er afgedraaid. Er zat nog veel melk in het pak.

 

(Elke woensdagavond een nieuw avontuur, rond de klok van acht uur.)