2010 Intermezzo: Het eerste verhaal

(Dit is mijn eerste verhaal, geschreven in 2010. Ik probeerde toen maatschappelijk geëngageerd over te komen.)  

Fietsen

In de Harriet Freezerstraat, bij metrostation Ganzenhoef in Amsterdam Zuidoost, valt niets te vrezen. Tussen negen en vijf dan. Om vijf uur fietsen de jeugdhulpverleners naar huis. Terwijl de ellende die de jeugdhulpverleners zouden moeten voorkomen dan pas begint.

De jeugdhulpverleners zijn vaak vrouwen. Ze zijn fris en ze fietsen. Op hun fiets zitten kinderzitjes en fietstassen. Ze vervoeren dus kinderen én boodschappen op de fiets. Hebben ze geen auto? Blijkbaar worden ze niet rijk in de jeugdhulpverlening.

De andere blanke vrouwen op straat zijn vaak niet gezond. Ze zijn gehandicapt en konden alleen in deze wijk een aangepaste woning krijgen. Of ze zijn verslaafd en wonen hier omdat ze makkelijk drugs kunnen kopen en gebruiken. Hier en daar zie je een blanke vrouw uit de Oekraïne. ’s Ochtends lopen ze met een beautycase, na een nacht werken in een bordeel, terug naar hun goedkope huurflat. Ze hebben lange benen en bijna geen billen. Daar kun je een vrouw uit de Oekraïne aan herkennen.

Gelukkig zijn de gekleurde vrouwen op straat wel gezond. Maar ze houden niet van fietsen. Sommige hebben wel een fiets, alleen als deze statusverhogend is. Een fiets met een breed stuur, een lederen zadel en allerhande versnellingen. Als het niet regent en waait, fietsen ze daar een rondje mee. Met een beetje geluk past er een kinderzitje op. Meestal zit er niet eens een bagagedrager op een statusverhogende fiets.

Als het dan toch gaat regenen en waaien kunnen ze met hun fiets verder reizen in de metro. Het brede stuur zorgt er voor dat er geen andere fiets past in de fietsstalling van het metrotoestel. Dit ergert de jeugdhulpverleners. Soms maken die ook gebruik van de metro met hun fiets. Vaak heeft dit gebruik niets met het weer te maken, ze fietsen door weer en wind. Ze gebruiken de metro om sneller van A naar B te komen. Terwijl ze best te laat mogen komen in Zuidoost.

In de wijk fietsen ook een paar blanke vrouwen op vouwfietsen. Dit zijn de beleidsmakers van het stadsdeel. Ze werken op projectbasis en moeten gedurende zes maanden zichtbaar zijn in de wijk. Beleidsmakers komen vaak uit Utrecht en hebben er meerdere studies op zitten. Ze maken vernieuwend beleid, gebaseerd op wat ze meemaken in die zes maanden, tussen negen en vijf, op hun vouwfiets. Alle lagen van de bevolking betrekken ze bij hun beleid. In buurtwerkgroepen wordt het beleid geïmplementeerd. De beleidsmakers zijn dan alweer weg, op naar de volgende uitdaging. Wat er verder gebeurt met het beleid, valt buiten hun verantwoordelijkheid.

Na vijf uur, als alle werkers naar huis zijn, verandert de wijk in een grijs gebied. Niemand weet dan meer in welk beleidshokje het past omdat de dynamiek zo grillig is, dat geen werkgroep het overleeft.