In het wijkteam waar Nora tewerkgesteld was, werkten uitsluitend vrouwen. Vrouwen die bij warm weer gekleurde klompjes droegen of orthopedische plateau sandalen van Panama Jack. Er bestonden geen mannelijke ouder- en kindadviseurs.
Nora kwam uit een mannenwereld. De jeugdige veelplegers waren altijd jongens geweest en het team dat hen moest begeleiden had uit mannen bestaan die op jongens probeerden te lijken. Om de haantjescultuur een halt toe te roepen was er ooit een blik vrouwen opengetrokken. Nora had in dat blik gezeten. De meeste vrouwen waren weer weggegaan. De haantjescultuur was gebleven.
In 2013 was het veelplegersteam zelfsturend geworden. De teamvergadering was daarmee uitgemond in een mannenpraatgroep. Officieel was er een voorzitter benoemd maar die had nooit mandaat gekregen. Tijdens het wekelijkse stukje casuïstiek, waar Nora verantwoording moest afleggen over haar werk, vuurden de mannen meningen over haar methodisch handelen af. Als het rommelde binnen het team ontaarde de vergadering in een soort Ego-Stratego. Met de vergadertafel als spelletjesbord heroverden de mannen hun plek in de pikorde.
Nora deed niet mee. Haar plek was al bepaald, ze stond aan de kant en keek toe. Die positie beviel haar uitstekend. Het bespaarde energie om zich nergens in te mengen. Energie die ze na de vergadering gebruikte om haar eigen koers te varen. De meningen over haar methodisch handelen vergat ze meestal meteen. Er was haar verweten dat ze te autonoom opereerde. ‘Ik ben zelfsturend,’ had ze zich verweerd.
Het wijkteam was ook zelfsturend. De vrouwen vergaderden vooral over de vergadering. Agendapunten werden gebruikt om geklaag over een te hoge werkdruk op af te schieten. Niet efficiënt vergaderen was inherent aan zelfsturing, er ontbrak immers een scheidsrechter om knopen door te hakken. Over de hoge werkdruk bestond een bepaalde mate van consensus en het collectief klagen zorgde voor samenhorigheid. In deze harmonieuze werkomgeving gedijde Nora stukken beter.
In de vechtscheidingen was de harmonie ver te zoeken. Als ouder- en kindadviseur beschermde Nora kinderen tegen hun scheidende ouders. Ouders die bleven hangen in de emotie van de breuk. Die verwijten en beledigingen aan hun zelfbeeld lieten kleven. Scheiden ging niet gezellig. Scheiden was scheuren, het versnipperde een mens. Afwijzing omzetten in haat was waardeloze lijm om een hart te helen.
Het Zorgadviesteam in de Watergraafsmeer tipte haar over een leerling met slaapproblemen. Het jongetje Loek verzuimde veel en oogde uitgeput. Op de Humanistische Mavo waar Loek in de derde zat, merkten de leraren hoe ze bij elk oudercontact meegezogen werden in het conflict.
Nora riep de vechtende ouders op het matje in het kantoor van de zorgcoördinator.
‘Allereerst wil ik jullie vragen mij niet te betrekken in jullie mailwisseling,’ opende ze het gesprek. ‘Ik mailde alleen om een afspraak te maken. Als antwoord ontving ik notulen over een bijeenkomst met jullie advocaten.’
‘Waar we de slaapproblemen van Loek zouden bespreken.’ De vader lachte spottend. ‘En waar zij niet kwam opdagen.’ Hij wees naar de moeder.
‘Ik was ver-laat,’ zei de moeder van Loek ontstemd monotoon.
‘Bent u zelf gescheiden,’ vroeg de vader aan Nora.
(Elke woensdagmiddag een nieuw avontuur, rond de klok van acht uur.)