Zomer 2016/1: Beren

‘Roemenië vindt je moeder te ver,’ zei Leendert.

Nora had haar boodschappen ingepakt. De zware spullen vervoerde ze in haar backpack. In de backpack waar ze vroeger de wereldzeeën mee overstak. Nu stak ze er pakken melk in op de plek waar ze vroeger flessen water bewaarde. De wijn verstopte ze binnenin. Ze zou veelplegers tegen kunnen komen op straat, of ouders van veelplegers. Met zuivel mocht ze gezien worden. Melk stond voor deugdzaamheid. En deugdzaamheid was precies wat ze uit wilde stralen als jeugdzorgwerker.

‘Maar ze gaat niet mee,’ zei Nora. Ze was op de inpaktafel gaan zitten en leunde achterover tegen de backpack. Anders viel hij om.

‘Daarom juist,’ riep Leendert. ‘Stel dat er wat gebeurt.’

‘Met ons in Roemenië?’

‘Met je moeder natuurlijk,’ zei Leendert. ‘Stel dat haar hartkleppen haperen.’

‘Ze is toch genezen verklaard?’

‘En dat Mels een psychose krijgt,’ zei Leendert.

‘En dat er een tegelijkertijd een terreuraanslag plaatsvindt,’ zei Nora. ‘Stel je voor.’

‘Nora, je moeder is…’ Leendert floot zonder toon door de telefoon. Dat deed hij als hij nadacht. Haar vader had geen gevoel voor ritme, dansen of zingen kon hij niet. Aan fluiten zonder toon had nog nooit iemand aanstoot genomen. ‘Je moeder is nogal bang.’

‘Bang voor wat? Van een terreuraanslag merk je weinig.’ Ze luisterde naar de stootjes lucht die Leendert in de hoorn toeterde. Het riedeltje klonk niet consistent. Zelfs fluiten zonder geluid deed hij houterig. ‘Het is vooral vervelend voor de mensen die je op moeten ruimen.’

Het fluiten ging over in zuchten. ‘Roemenië mag gewoon niet,’ zei Leendert.

‘Dan gaan we naar Polen,’ opperde ze. ‘Dat ligt naast Duitsland en toch in de Karpaten.’

‘Ja!’ riep Leendert. ‘En dan naar de Baltische Staten.’ Hij kirde als een blij kind. ‘En via Finland en Zweden naar Nederland!’

‘Dat klinkt als een transport,’ zei Nora. ‘Niet als een vakantie.’ Onder de tafel was de Dirktas omgevallen. In de Dirktas vervoerde ze lichte boodschappen. ‘We kunnen best even de grens met een dubieus landje aantikken.’ Met haar voet veegde ze een ontsnapte komkommer terug in de tas. ‘Maar we beperken ons tot Polen.’

‘Een dubieus landje?’ vroeg Leendert.

‘Wit-Rusland bijvoorbeeld,’ antwoordde Nora. ‘Of Kaliningrad, ik noem maar wat.’

Naast haar pakte een lesbisch stel de boodschappen in. De kleinste van het stel zong luidkeels mee met Adele. In de Dirk werd goede achtergrondmuziek gedraaid. De laatste tijd zelfs veel Prince. Het maakte het winkelen aangenaam.

‘En dan stiekem toch een Baltisch staatje?’ stelde haar vader samenzweerderig voor.

‘Ga het maar vragen,’ zei Nora. Ze haakte haar armen in de hengsels van de rugzak en stond op. ‘We bellen later, pap.’ Ze stopte de telefoon in haar zak. Met de vracht op haar rug zakte ze door de knieën om de omgevallen boodschappen in de tas te vegen.

‘Ga je op wereldreis,’ vroeg de langste lesbienne lachend toen Nora overeind gekomen was.

Nora zag sterretjes en focuste zich op de komkommers in hun karretje. Twee komkommers voor één euro. Ze telde er zes, zeven, acht. Het stel hield van komkommers. Misschien deden ze aan dubbelpenetratie. En misschien zong de kleinste daar wel bij net als nu: ‘Hello from the other side.’

‘Op de bonnefooi in Bolo,’ antwoordde Nora toen ze bijgetrokken was. Ze groette het stel en snelde naar haar fiets, lichtgebogen in een soort boodschappendraf.

De drie trappen naar haar appartement besteeg ze niet in boodschappendraf. Hardop telde ze de vijftien treden per trap terwijl ze zich omhoog hees langs de leuningen. Tussen de verdiepingen hapte ze naar lucht alvorens de volgende trap te trotseren.

In haar huis smeet ze de Dirktas op de keukenvloer. De onderkant van de rugzak wipte ze op het aanrecht. Staand tegen het aanrechtblad, met haar armen nog in de hengsels, hijgde ze uit. Soms droomde ze over een lift in haar huis.

Eenmaal op adem bevrijdde ze zich uit de rugzak. In de kamer zette ze haar laptop aan. Na Moldavië en Roemenië zou ze Polen eens grondig exploreren. Vanaf de Karpaten in het Zuiden surfte ze naar de Oostzee in het Noorden. Een prima vakantiebestemming.

Haar huistelefoon ging. Ze nam op en veegde het wasgoed op haar bank aan de kant.

‘Je bent thuis?’ vroeg haar vader. ‘Hoe gaat het?’

‘Druk,’ zei ze.

‘Je bent toch vrij?’

‘Noem je dit vrij?’ Nora keek naar de berg wasgoed en de boodschappen in de keuken. ‘Denk je dat ik de hele dag op de bank zit of zo?’ Ze ging op de bank zitten.

‘Ja,’ zei Leendert. ‘Of achter je laptop.’

‘Polen is leuk,’ zei Nora. ‘Een soort Duitsland in een sovjetsausje.’

‘Polen vindt je moeder te gevaarlijk,’ zei Leendert. Ze hoorde hem zuchten. ‘In de Baltische Staten zit Poetin en in de Karpaten zijn beren.’

‘Allemaal beren,’ zei Nora. Ze slikte de opgekomen vakantievoorpret weg.

‘Waarom gaan we niet naar een Waddeneiland, Nora?’

‘Wil jij naar een Waddeneiland?

Leendert dacht na en floot zonder toon in de telefoon. ‘Nee,’ zei hij, ‘niet echt.’

‘Ik ook niet,’ zei Nora. ‘Daarom gaan we niet naar een Waddeneiland.’

‘Het gaat slecht met Mels,’ zei Leendert. ‘Je moeder heeft mij nodig.’

‘Het gaat altijd slecht met Mels,’ zei Nora.

‘Nu nog slechter,’ verdedigde Leendert zich. Hij had zich erbij neergelegd. Het avontuur was hem ontnomen. Zijn vrouw had hem nodig. Zijn vrouw kon niet koken. Hij moest haar verzorgen want zij verzorgde de zieke dochter. Ze deed de dochter in bad en masseerde haar voeten. En tussendoor sneerde ze ongelimiteerd tegen Leendert. Daarom was hij onmisbaar in huis. Leendert was de butler en de boksbal.

‘Je zus heeft last van OCD,’ zei Leendert. ‘Dwanggedachten.’

‘Dwanggedachten,’ zei ze. ‘Die hadden we nog niet gehad.’

Voor haar gevoel was Nora al op drie bestemmingen geweest. Ze had zich de Moldavische geografie toegeëigend, de campings in Roemenië bestudeerd en zich een voorstelling gemaakt van de reis naar Polen. Eigenlijk hoefde ze niet meer op vakantie.

‘Ik heb toch een nicht in Italië?’ vroeg ze.

‘Wil je naar Titia?’ vroeg Leendert.

‘Ja,’ zei Nora. ‘Met Jasmijn. Jij mag toch niet.’

‘Maar Titia praat heel veel.’

‘Dat zal wel meevallen. Titia heeft nu een zoon.’ Ze stond op en liep naar haar laptop. ‘Het plannen van die non-vakanties heeft me uitgeput, pap.’ Ze scrolde langs haar Facebookcontacten. ‘Ik ben echt toe aan vakantie.’