In de voorbereiding op wandeltochten was in de zomer een routine geslopen. Ze pakte een korte broek in, twee liter water en een schoon T-shirt. Nu was het anders. Kon ze wel wandelen in een spijkerbroek? Volstond het propje poncho in haar rugzak of moest het regenpak mee? Was de Gore Tex op de wandelschoenen echt waterafstotend?
Nathan was ook niet gerust op zijn uitrusting. Zijn warme jas had hij thuisgelaten. De jas paste niet in zijn rugzak. Als het koud werd, zat hij zonder jas. Hij droeg zijn afritsbare broek. Met de pijpen eraan was de broek geschikt voor de winter. Met zijn broek zat het wel goed.
De reis naar Drenthe duurde drie uur. In de bus schreeuwden West-Friese kerels, bij wijze van kennismaking, tegen alle aanwezige vrouwen. In Rolde stapten ze uit, het startpunt van hun wandeling. Opgelucht reden Nathan en Nora naar Schoonloo. De regen die viel was overkomelijk na de West-Friese invasie.
Boven was het bladerdek botanisch groen. De herfst zat beneden. Ze struikelden over takken. Het bos rook naar omgehakt hout. Een rebellerende boswachter had zieke bomen gemarkeerd met verdrietige smileys in plaats van een stip.
Ze lunchten op een stapel stammen. Het zoenen lieten ze achterwege. Er zou geen feestje volgen op de wandeling. Dat hadden ze vooraf nadrukkelijk afgesproken. Nathan voerde haar beukennootjes.
Nora voerde hem curry uit een plastic bakje. ‘Wat we vroeger in twee dagen liepen, lopen we nu in één dag.’
‘Laten we binnenkort vier etappes pakken,’ zei Nathan, ‘met een overnachting.’
Nora knipperde met haar ogen en knikte in de ruimte. Snel stond ze op. ‘We moeten nog veertien kilometer.’
Nathan bestudeerde uitwerpselen op het pad. ‘Ik wil je gewoon vaker zien.’
‘Dat kan,’ zei Nora. ‘In het cocoon-seizoen gaan we koken en spelletjes doen.’
‘Wat fijn,’ zei hij. ‘Dit moet van een everzwijn zijn.’
Zwijgend ploegden ze kilometers voort. Op een kruispunt stopten ze even.
‘Ik wil weg uit de zorg,’ zei Nora. ‘Ik geloofde al niet in de liefde en nu zit ik in de vechtscheidingen.’
‘Ik wil ook weg,’ zei Nathan. Blijkbaar had hij op hetzelfde zitten broeden. ‘Ik vang mensen op in gebouwen waar je geen varkens zou houden.’
Het begon te regenen. Bibberend bereikten ze de bushalte in Sleen. Nora was natgeregend onder de poncho. Nathan was droog gebleven maar in het gebouw waar hij mensen opving was een lekkage. ‘Haal de matrassen uit de kelders,’ instrueerde hij zijn teamleden telefonisch, ‘en haal de stroom er vanaf!’
In de trein trokken ze alle kleding uit hun rugzakken aan. Nora wikkelde een legging om haar nek. Ze had niet zoveel te zeggen. De vakantieverhalen waren opgedist. Haar belevingswereld werd gevoed door televisie, voldoening haalde ze uit opgeruimde kasten. Was ze saai geworden? Saai en verzadigd?
Ze trakteerde hem op koud bier, een paar oude koeien en anekdotes die hij reeds kende.
‘Jij moet weer eens de stad in,’ zei Nathan. Hij trok een tweede halve liter open. ‘Dat eindfeest op Blijburg…ga daar maar naartoe.’
(Elke woensdagmiddag een nieuw avontuur, rond de klok van twaalf uur.)
LEZEN IS GRATIS, LIKEN OOK!