Najaar 2016/1: Stadsbreed

‘Als het op mijn pad komt,’ had Tommie geantwoord toen Nora naar zijn kinderwens informeerde. Het was voorjaar en ze hadden elkaar net ontmoet. ‘Kinderen komen niet op je pad,’ had Nora uitgelegd. ‘Kinderen komen door je zaadleider.’ Ze had zijn antwoord in de wind geslagen en was achterop zijn brommer gestapt. Tommie was veel te oud om nog vader te worden.

In de zomer die volgde werd de kinderwens een dingetje. Een dingetje waarmee het twee kanten op kon. Het kon weggaan of tussen hen in komen te staan. Verder was het een vederlicht onderwerpje dat zich als een stofje weg liet blazen wanneer het aan de oppervlakte verscheen. Zonder enige moeite tilden ze het over de zomer heen.

‘Ik wil dat je Jasmijn ontmoet,’ zei Nora na de zomer. ‘Ze wil weten wie jij bent.’ Het was zondagochtend. Nog altijd lag ze het liefst in zijn bed. Ze hield van zijn bed. Tommie, Nora en het bed, je zou het een driehoeksverhouding kunnen noemen. Een huwelijk waarin Tommie de lakens uitdeelde.

‘Dat moet spontaan gebeuren.’ Tommie trapte het laken van zich af. Het was warm voor september. Hij had voorgedaan hoe hij de hitte trotseerde ‘s nachts. Wijdbeens lag hij dan op zijn matras. Het laken bedekte slechts zijn buik en bovenbenen als een ruim zittende luier.

‘Hoe bedoel je spontaan,’ zei Nora. ‘Je bent nooit bij mij.’ Ze sprak hard, haar stem sloeg een beetje over. Niet omdat ze boos was. De klokken van de Hofkerk werden geluid. Het was kwart over elf in de ochtend. Nora had gemerkt dat er geen vaste structuur bestond. Bij de Hofkerk beierden ze er maar een beetje op los.

‘Maak het niet nodeloos ingewikkeld, Nora.’

‘Je kunt haar toch de hand schudden?’ Ze probeerde het speels te houden en prikte in zijn zij. ‘Alsof je dan meteen een rol krijgt toebedeeld.’

‘Misschien wil ik dat juist,’ zei Tommie. Hij pakte haar hand en beet in haar wijsvinger. ‘Misschien wil ik wel een gezin.’

‘Stiefvaders komen er bij mij niet in,’ zei Nora. ‘Die verstoren het evenwicht.’ De stiefvaders die Nora kende van jeugdzorg verstoorden niet alleen het evenwicht, meestal verstoorden ze de hele jeugd van hun stiefkinderen. Van stiefvaders had Nora geen hoge pet op.

‘Een eigen gezin,’ verbeterde Tommie haar. ‘Met een eigen kind en een moeder om mee samen te wonen in een eigen huis.’

‘Je bent bijna vijftig,’ wierp Nora tegen. ”’Vraag dat maar aan je opa,” zeggen de moeders dan in de zandbak, als je kind een koekje wil.’

‘Ik had gehoopt dat je me een gezin zou gunnen.’

‘En als je kind een huis koopt?’ Nora had erover nagedacht. De kinderwens van Tommie was natuurlijk maar niet realistisch. ‘Ga je dan op je tachtigste een laminaatje leggen?’

‘Laminaat laat je leggen,’ zei Tommie. Het klokkenluiden hield op. Stilte vulde de slaapkamer.

Nora stond op en liep naar het toilet. Sinds kort hing er een handdoek om de handen mee af te drogen. Op aanraden van Nora had Tommie die opgehangen. Er kwamen wel eens vrouwen op bezoek. Vrouwen met wie Tommie samenwerkte. ‘Vrouwen willen hun handen niet in jouw woonkeuken wassen,’ had Nora gezegd. ‘Die willen een handdoekrol van Kimberly-Clark en een prullenbakje voor maandverband.’ Dat laatste vond Tommie overdreven. Ze keek om zich heen en vroeg zich af hoe vaak ze nog op deze bril zou zitten. Snel trok ze door.

‘We gaan naar het Westerpark,’ zei Tommie. ‘Ontbijten op de food market.’ Hij was opgestaan en had de luxaflex in de slaapkamer opengetrokken. Ze gingen uit. Blijkbaar was het nog aan.

De banden van zijn brommer waren een beetje zacht. Ze sloeg haar armen om zijn middel. Tijdens het rijden mocht ze die niet verplaatsen. Op de toren van de Hofkerk was het half drie. Het was er altijd half drie. Bij de Hofkerk hield men zich bezig met beieren, niet met timemanagement. Toen ze voor het eerst naar Tommie fietste, was ze geschrokken van dat tijdstip.

Ze bestelden Chileense empanadas. Lopend of staand nam Nora kleine hapjes. Tommie kwam telkens kennissen tegen. Kennissen met wie hij klussen deelde. Artdirectors, animators, entrepreneurs en graphic designers werden aan haar voorgesteld. De food market was een staande receptie. Een netwerkborrel op zondag. Zzp’ers kenden geen weekend.

‘Waar werk jij eigenlijk?’ werd haar gevraagd.

‘Ik werk stadsbreed,’ zei Nora. Jeugdzorg zou klinken als een vloek in de zzp-kerk.

De kennissen knikten en wreven over hun gezichtsbeharing. Stadsbreed bleek een bevredigend antwoord. En er was niets aan gelogen.

Eindelijk konden ze ergens zitten. Ze namen plaats aan lange tafels waar IKEA gordijnen op lagen. Nora legde haar hand op zijn bovenbeen. ‘Ik ga bier halen,’ zei ze. ‘Ik wil een verzetje.’ Nora had moeite gedaan om bij hem te kunnen zijn. Ze had haar huishouden afgeraffeld en haar vrienden verwaarloosd. Ze had een slaapplek voor Jasmijn geregeld en alvast haar huiswerk gecontroleerd. Een verzetje had ze nu wel verdiend.

Bij Brouwerij Troost kocht ze biologisch witbier. In haar handtas trilde haar telefoon. Terug bij de lange tafel waren kennissen aangeschoven. Ze zette het bier weg en schudde handen. Op haar telefoon las ze een appje van Jasmijn. ‘Hoe laat is de kunstklas afgelopen,’ vroeg haar dochter. Behalve een slaapplek had Nora een middagactiviteit voor haar kind gezocht. Alles om langer bij Tommie te kunnen zijn. ‘Vijf uur,’ antwoordde ze. ‘Dan is mama al thuis.’

‘Je zit op je telefoon bij mijn vrienden,’ zei Tommie toen ze opkeek. De kennissen waren weg. Markthouders rukten de gordijnen van tafel. ‘Zoiets zou ik nooit doen.’

‘Ik zal erop letten.’ Ze legde haar hand op zijn bovenbeen.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Echt zo tactloos.’

Ze had zin om bier in zijn gezicht te gooien en onderdrukte een opwelling om weg te lopen. ‘Breng me naar huis,’ zei ze in plaats daarvan.

’s Nachts kon ze er niet van slapen.

‘We moeten praten,’ appte hij de volgende ochtend. Pas in de middag had hij tijd. Ze stopte met eten en vrat zich op. In haar hoofd werden draaikolken met mogelijke scenario’s onderbroken door pijnprikkels en paniek. Er lag afwijzing op de loer. Wankel stapte ze op de fiets naar de Watergraafsmeer.

Op de toren van de Hofkerk was het nog steeds half drie. Ze hoopte dat het niet te laat zou zijn.